Wie mag het zeggen?
Wie mag zeggen hoe het moet
Toen mijn ouders kinderen waren, ik spreek nu dus over de tijd van 1920-1940 waren rangen en standen best wel overzichtelijk verdeeld.
Je had rijke mensen, je had mensen die het behoorlijk goed hadden en je had de arbeiders/boeren en daaronder zat nog een onduidelijke laag van mensen die hun kostje bij elkaar scharrelden.
Afgebakende grenzen
Die grenzen waren redelijk strak afgebakend. Er was in die tijd ook een liedje : “als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje”
De eerste twee groepen beschikten niet alleen over geld, maar zeer zeker ook over opleiding. Het hebben van kennis, is het hebben van macht. Dat hoef ik natuurlijk niet uit te leggen. Dat de bovenklasse van de maatschappij wel over kennis kon beschikken en de onderste niet, dat is logisch.
Mijn schoonvader bijvoorbeeld had als jongen van 13 graag verder geleerd, maar zijn vader zei “jongen, honderd gulden om naar school te aan? Daar koop ik voor het hele gezin schoenen voor van de winter voor” Het gezin telde 12 kinderen.
De scherpe tweedeling bestond dus niet alleen bij gratie van het geld, maar vooral en zeker bij de gratie van kennis. Er waren mensen die wisten hoe het moest en dat mochten zeggen en opleggen aan anderen. Dat stond vast. En daar twijfelde niemand verder aan.
de omslag
In de roerige jaren 60 werd onderwijs voor iedereen toegankelijk en betaalbaar. En daar mee zou je zeggen verdwijnt in ieder geval, die tweedeling uit de maatschappij.
Aan de ene kant is dat ook gebeurt: er zijn genoeg mensen met een prima opleiding, opleiding staat al lang los van maatschappelijke status en dat weten we allemaal.
Maar een tweedeling in “wie het mag zeggen en wie niet”, blijft toch altijd bestaan. Dat is op zich ook logisch: als we met z’n allen, alles gaan beslissen, wordt onze maatschappij onleefbaar.
De mensen die het nu mogen zeggen hoe het moet, zijn niet langer de mensen met geld en opleiding. Op de een of andere manier is die macht terecht gekomen bij ambtenaren en verzekeringsmaatschappijen.
Dat kan leiden tot hilarische situaties.
Zo maakte een vriendin van mij mee, dat toen zij voor haar zoon een pgb aanvroeg, zij de mevrouw van de gemeente, die een “keukentafel-gesprek” eiste, moest uitleggen dat zij geen eisen aan haar kon stellen die de gemeente niet op papier had vastgelegd.
En zichzelf daarmee in een situatie zag belanden waarin zij alle gelijk van de wereld had, maar het niet kreeg…
Ik krijg wel eens het gevoel dat we ons in Nederland in de schizofrene situatie bevinden. Een situatie waarin zij die het mogen zeggen hoe het moet, minder kennis hebben dan zij die dat niet mogen. Is het een wonder dat er overal getwijfeld wordt aan de vanzelfsprekendheid dat er mensen zijn die mogen zeggen hoe het moet?
Ik vind van niet. Die oude situatie van midden vorige eeuw wil ik niet graag terug zien. Ik vind de onhandigheid en ongemakkelijkheid waarmee we op dit moment met macht en gezag omgaan niet altijd plezierig. Maar wel heel boeiend!
lees ook : de lading van de woorden
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!