Weer thuis

weer thuis

Weer thuis

De inboedel kijkt me aan met lodderige ogen.

‘Kom je doen?’ de oude stoel komt moeizaam overeind.

‘Kijken!’ Antwoord ik en schuif de gordijnen open. Een stofwolk vult de kamer.

‘Laat dat!’ Verschrikt slaat hij de armleuningen voor zijn ogen in een poging het verblindend daglicht buiten te houden.

Ik trek me er niets van aan. Schuif ook het andere gordijn open. Achter mij klinken jammerende protesten. De antieke potkachel sist verwensingen mijn kant op. Ik negeer het en richt me op de staande klok die fanatiek met haar klepels zwaait.

‘Goed zo!’ Moedig ik haar aan. ‘Komt er eindelijk weer een beetje leven in dat lijf van je.’ Ik weet haar vervaarlijk zwaaiende klepels te ontwijken en zet het uurwerk gelijk met mijn digitaal polshorloge. Met hoorbare tegenzin voegt zij zich in haar oude regelmatige ritme.

De tafel ziet het met kromme poten aan. Ik zie heus wel dat hij opschuift en probeert mij langzaam naar de deur terug te drijven. Even laat ik hem begaan maar duik dan sierlijk onder hem door en geef hem het nakijken. ‘Verrrrrrdoooooooooooriiiiee,’ hijgt hij verslagen.

‘Luister iedereen,’ begin ik in een poging het verzet enigszins te breken. ‘Ik weet heus wel dat ik wat langer weg ben gebleven dan ik beloofd had, maar dat is toch geen reden om…’ Ik kijk  de kamer rond. Zwijgend kijken de lodderige ogen me nu ronduit vijandig aan. Het zijn, maar meubels, praat ik mezelf moed in. Wat kunnen ze nog meer doen dan mij zo aanstaren. Stel je niet aan. Wie woont hier nou? Precies!

weer thuis

Gesterkt door de gedachte loop ik resoluut naar het raam en zwaai het wijd open. De wind raast naar binnen. Ik voel een siddering door de kamer gaan, hij is veel sterker dan de windvlaag, die hooguit het gordijn één keer liet wapperen, kan veroorzaken. Oppassen, het wordt menens, schiet het door me heen. Voorzichtig sluip ik op mijn tenen van tafel naar stoel, doof voor het boze gemompel en blind voor de beschuldigende blikken. Eén voor één neem ik ze onderhanden. Voorzichtig, voortdurend op mijn hoede. Ik ben er bijna. Alleen het bankstel nog, de ramen en dan… Er vloeit iets van spanning weg uit mijn lijf. Laat mijn alertheid vieren.

Dom! De schemerlamp teckelt me onverwachts. Alsof zij er op gewacht heeft. Ik zie haar nog net haar voet terugtrekken. Over elkaar heen rollend vechten we. Het zweet gutst langs mijn hals mijn hemdje in. Eindelijk voel ik haar krachten afnemen.

Uitgeput sta ik op en veeg de slierten van mijn losgeraakte staart uit mijn ogen.

weer thuis

weer thuis

Doodmoe berg ik de stofzuiger op. Giet de emmer leeg in de afvoer en ril bij de aanblik van de grauwe van elk sop ontdane substantie die in het donkere gat verdwijnt.

Zo! Ik ben weer thuis. Het huis is weer schoon.

lees ook : zo oud al Methusalem

©annekedejong

like Like
11 antwoorden
  1. Laura - Essential Honesty
    Laura - Essential Honesty zegt:

    Heel herkenbaar! Ik heb dat gevoel dat je beschrijft vooral als ik terugkom van een reis.. Er moet dan nog zoooo veel gedaan worden, en het is direct een wake-up call van “hé, welkom thuis”.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

:bye:  :good:  :negative:   :scratch:  :wacko:   :yahoo:  B-)  :heart:  :rose:    :-)  :whistle:  :yes:  :cry:  :mail:    :-(      :unsure:   ;-)