Vallen, viel, gevallen vrouw.
En dan ineens, lig ik onderaan de trap. Een misstap, letterlijk.
De tijd die je nodig hebt om te bedenken: ”he ik val!”, is langer dan de tijd die je nodig hebt om te vallen. Voor je uitgedacht bent, kijk je al verbijsterd naar de vloer.
Tja, zoals het spreekwoord zegt: als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt.
Maar ik wist het dus niet en daar ging ik.
Het waren maar drie treden, die ik oversloeg. Echt niet veel. Maar goed voor veel blauwe tenen. Lopen gaat best, op mijn hakken schuif ik door de kamer. Ik lijk nog het meest op een eend.
Dus wapper ik regelmatig met mijn armen en roep ik “Kwak, kwak!” Manlief noemt me Alfred Jodocus.
Persoonlijk voel ik me niet direct een vervelende zeur-eend, eerder aangeschoten wild.
En dat is altijd nog beter dan dat ik mezelf de gevallen vrouw zou vinden, die ik op dit moment natuurlijk ben. Gevallen vrouwen komen volgens mij niet veel meer voor. Na de seksuele revolutie zijn ze zachtjes en stil uitgestorven. Voor die tijd hadden ze hele tehuizen om ze netjes op te bergen. Bijvoorbeeld in Zetten waar ds. Ottho Gerhard Heldring in 1848 ‘gestichten’ oprichtte waar ‘gevallen vrouwen’ tot eerbare dienstbodes werden opgeleid.
Een duidelijke win-win situatie: de gevallen vrouw kreeg weer de kans weer eerbaar te worden en was daar natuurlijk zo dankbaar voor dat ze voor een hongerloontje dienstbode werd bij een mevrouw echt eerbaar was en die toevallig wel een dienstbode kon gebruiken.
Waarom werd een vrouw die seks had met anderen dan haar echtgenoot, nu toch een gevallen vrouw genoemd? Ik kan geen bron vinden die me daar uitsluitsel over geeft. De term komt voor het eerst voor zo rond 181 en je mag aannemen dat het is te maken heeft met de zondeval. Eva die Adam verleidde, wat hun de toegang tot het Paradijs kostte.
Ach waarom hebben wij vrouwen – gevallen of niet – het toch altijd gedaan.
Lees ook eens: azijn zeiken en schroevendraaier therapie
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!