Wat doe ik hier?
Het is een van de meest vervreemdende gevoelens die een mens kan hebben, vind ik.
Het kan je heel plotseling bekruipen, in je nek springen en in je oor sissen: “wat doe je hier?”
En daar sta je dan. Met die vraag voor je kiezen. En je denkt: tja…wat doe ik hier eigenlijk?
En dan moet je bekennen dat je het antwoord niet weet. Het echt heel griezelige van dit gevoel is, dat het je werkelijk overal kan bespringen en geloof me: het kan dodelijk zijn.
De kantine van de hockeyclub
Kijk, wanneer de vraag “wat doe ik hier” in je opkomt in de kantine van de hockeyclub Berkse Hoek, dan is de ramp nog te overzien. Je weet wat je er doet: je staat te doen of je een goede moeder bent. Alsof je geïnteresseerd bent in de uitslag van de F3-tjes Berkse Hoek tegen Tietjerksteradeel. Dat ben je natuurlijk allerminst. Maar je bent wel geïnteresseerd in je dochter en om straks in de auto terug een goed gesprek te kunnen hebben, moet je nu wel in die sportkantine zijn. Gelukkig hebben ze rosé. Rosé is heel vaak het antwoord.
Wat doe ik hier en de familie
Erger is het als dit gevoel je bespringt in familiekring. Op een verjaardagsfeestje. Je zit in een kring, je hebt net een slagroomtaartje gekregen. Zo’n ding dat uit twee lagen cake met smurrie bestaat en bovenop nep slagroom en een roze suikerbloemetje, dat je het beste maar aan de hond kan voeren.
Die situatie dus. En dan begint de moeder van je schoonzuster een verhaal. De eerste drie zinnen volg je nog, terwijl je gedachteloos dat slagroomgebakje naar binnen werkt en je probeert uit te rekenen hoe lang je moet hardlopen om dat weer van je dijen af te krijgen.
Maar dan slaat ie toe, sist in je nek: “wat doe je hier??” En je hebt geen antwoord…
Je kijkt in het rond: alle mensen die hier zitten, zitten hier al jaren twee keer per jaar. Er zit niemand bij die je leuk vindt. Je ziet niet een potentiëlen vriendin, niet een potentiële minnaar, al was het maar in gedachten. Je vindt het dom, stom en oersaai. En als je eerlijk bent vind je dat al jaren.
Je probeert de zaak te redden door tegen jezelf te zeggen: “ik zit hier voor mijn schoonzus, het lieve kind is jarig. En familiebanden zijn belangrijk voor mij” Het gevoel lacht je uit, lacht je vierkant uit: “je hebt een hekel aan je schoonzus”, sist hij venijnig.
Dat is het moment dat je besluit om nooit meer naar de verjaardag van je schoonzus te gaan.
Ik zei het al: dat gevoel, wat doe ik hier kan dodelijk zijn. En bevrijdend.
lees ook: een wit voetje
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!